1e naamval:
-duits : Nominativ
-wat is het : onderwerp (wie of wat doet het?)
-voorzetsels : zie voorzetsels
2e naamval:
-duits : Genitiv
-wat is het : bijvoeglijke bepaling ('van de' bepaling bijvoorbeeld : de hond is van de vrouw)
-voorzetsels : zie voorzetsels
3e naamval:
-duits : Dativ
-wat is het : meewerkend voorwerp (begint met 'aan' of 'voor' of je kunt het weglaten als het er staat)
-voorzetsels : zie voorzetsels
4e naamval:
-duits : Akkusativ
-wat is het : lijdend voorwerp (wie/wat+gezegde+onderwerp)
-voorzetsels : zie voorzetsels
3e of 4e naamval:
Als je kunt vragen 'waar?' of 'wanneer?' krijg je 3e naamval
Bij beweging of de vraag "waarnaartoe?' krijg je 4e naamval
Als je beide vragen niet kunt stellen : auf en über krijgen 3e naamval en alle andere keuze voorzetsels krijgen 4e naamval.
Oefeningen:
naamvallen met voorzetsels
1e, 3e en 4e naamval
maandag 17 februari 2014
Voorzetsels met een vaste naamval
Voorzetsels genitiv (2e naamval):
*Anhand (aan de hand van)
*Außerhalb (buiten)
*Einschließlich (inclusief)
*Innerhalb (binnen)
*Statt (in plaats van)
*Wärend (gedurende,tijdens)
* Wegen (wegens)
*Trotz (ondanks)
Voorzetsels dativ (3e naamval):
*Mit (met)
*Nach (na)
*Bei (bij)
*Seit (sinds)
*Von (van)
*Zu (naar)
*Entgegen (tegemoet)
*Außer (behalve)
*Aus (uit)
*Gegenüber (tegenover)
*An...vorbei (langs)
Voorzetsels Akkusativ (4e naamval):
*Durch (door)
*Für (voor)
*Ohne (zonder)
*Gegen (tegen)
*Um (om, omheen)
*Bis (tot)
*Entlang (langs)
Keuzenvoorzetsels (3e of 4e naamval):
*An (aan)
*Auf (op)
*Hinter (achter)
*Neben (naast)
*In (in)
*Unter (onder)
*über (over)
*Vor (voor)
*Zwischen (tussen)
*Anhand (aan de hand van)
*Außerhalb (buiten)
*Einschließlich (inclusief)
*Innerhalb (binnen)
*Statt (in plaats van)
*Wärend (gedurende,tijdens)
* Wegen (wegens)
*Trotz (ondanks)
Voorzetsels dativ (3e naamval):
*Mit (met)
*Nach (na)
*Bei (bij)
*Seit (sinds)
*Von (van)
*Zu (naar)
*Entgegen (tegemoet)
*Außer (behalve)
*Aus (uit)
*Gegenüber (tegenover)
*An...vorbei (langs)
Voorzetsels Akkusativ (4e naamval):
*Durch (door)
*Für (voor)
*Ohne (zonder)
*Gegen (tegen)
*Um (om, omheen)
*Bis (tot)
*Entlang (langs)
Keuzenvoorzetsels (3e of 4e naamval):
*An (aan)
*Auf (op)
*Hinter (achter)
*Neben (naast)
*In (in)
*Unter (onder)
*über (over)
*Vor (voor)
*Zwischen (tussen)
zaterdag 15 februari 2014
Abonneren op:
Posts (Atom)