maandag 17 februari 2014

eerste, tweede, derde of vierde naamval?

1e naamval:
-duits : Nominativ
-wat is het : onderwerp (wie of wat doet het?)
-voorzetsels : zie voorzetsels

2e naamval:
-duits : Genitiv
-wat is het : bijvoeglijke bepaling ('van de' bepaling bijvoorbeeld : de hond is van de vrouw)
-voorzetsels : zie voorzetsels

3e naamval:
-duits : Dativ
-wat is het : meewerkend voorwerp (begint met 'aan' of 'voor' of je kunt het weglaten als het er staat)
-voorzetsels : zie voorzetsels

4e naamval:
-duits : Akkusativ
-wat is het : lijdend voorwerp (wie/wat+gezegde+onderwerp)
-voorzetsels : zie voorzetsels

3e of 4e naamval:
Als je kunt vragen 'waar?' of 'wanneer?' krijg je 3e naamval
Bij beweging of de vraag "waarnaartoe?' krijg je 4e naamval
Als je beide vragen niet kunt stellen : auf en über krijgen 3e naamval en alle andere keuze voorzetsels krijgen 4e naamval.

Oefeningen:
naamvallen met voorzetsels
1e, 3e en 4e naamval


Geen opmerkingen:

Een reactie posten